Doneren

HST: ja of nee, moeten we er weer meer mee?

Hormoonsubstitutietherapie (HST) blijft in Nederland, nog jaren na berichten over de Women’s Health Initiative (WHI-)studie uit 2002,1 een controversieel onderwerp. In 2018 kreeg slechts 5,2% van de vrouwen in Nederland HST (IWHC in market data 2019) versus 15-35% elders in Europa en de wereld. Er is vaak nog weerstand, op basis van angst voor borstkanker, door achterhaalde beeldvorming en een gebrek aan kennis over de huidige HST.

De WHI betrof een landmarkstudie bij een oudere populatie vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 62,5 jaar. De gemiddelde tijd na de menopauze was twaalf jaar bij inclusie. Dat is een andere populatie dan de doelgroep. Daarnaast betrof de medicatie destijds het geconjugeerd oestrogeen (CCE) en medroxyprogesteronacetaat (MPA). Met name dit laatste bleek bij vrouwen met langdurig gebruik een verhoogd risico op mammacarcinoom te geven. Dankzij de WHI is bekend, dat het risico op borstkanker gerelateerd is aan het type progestageen, de leeftijd en duur van het gebruik. Daarnaast is HST gecontra-indiceerd bij vrouwen die tien jaar of langer postmenopauzaal zijn, wegens een verhoogd cardiovasculair risico.3 Alleen oestrogeen, bij vrouwen na een hysterectomie, lijkt zelfs een lager risico op mammacarcinoom te geven: hazardratio (HR) 0.77.4,5 De HR voor mammacarcinoom in de WHI was 1.26 (per 1200 vrouwen 1 extra geval morbiditeit) en is door de media vertaald naar 26 maal meer kans op borstkanker door HST. Deze onjuiste interpretatie van de cijfers heeft tot veel angst voor HST geleid, waardoor het lange tijd verdwenen is uit nascholingen en leerstof in opleidingen.

Ga verder
Let op! Het kan zijn dat u moet inloggen als u naar een andere website geleid wordt.